Disability

Disability: Bewustzijn/Neurologische uitval.

 

Bij telefonische triage is de Disability (alertheid) het eerste waar je bij stil staat.


Tijdens triage is het belangrijk om te kijken hoe het bewustzijn is. Veelal gebruiken we de AVPU methode. 

A: Alert = Is alert en bewust van zijn omgeving
V: Vocal = Reageert op aanspreken
P: Pain = Reageert alleen op pijnprikkel
U: Unresponsive = Reageert in het geheel niet op prikkels van buitenaf

  • A Is de patiënt alert?
  • A Reageert de patiënt normaal? Zoals altijd?
  • V Is de patiënt alleen in staat om nog een reactie te geven?
  • V Is er een vertraagde reactie?
  • P Reageert de patiënt alleen op een pijnprikkel?
  • P Reageert de patiënt op aanschudden of knijpen?
  • U Is de patiënt bewusteloos? Is er geen enkele reactie op aanspreken of aanschudden?

Ook is het mogelijk om de Glasgow Coma Scale of EMV test door een zorgprofessional tijdens fysieke triage te laten beoordelen.

 

Essentieel voor het interpreteren van de GCS is echter dat de zorgprofessional let op de onderlinge verhouding tussen de afzonderlijke E, M en V scores. Alleen op grond van deze verhouding kan een uitspraak gedaan worden over de mate van het verlaagde bewustzijn in de zin van niet-wakker zijn en bewust-zijn-van.

De zorgprofessional mag dus niet op grond van de ‘optelsom’ van de verschillende reacties tot een conclusie komen met betrekking tot het niveau van de bewustzijnsverlaging.

Voorbeeld: 
Een patiënt wordt binnengebracht na val op hoofd op de spoedeisende hulp. Bij aankomst ambulance is de EMV als volgt omschreven E2M4V4, na binnenkomst op de spoedeisende hulp wordt er direct een her-triage gedaan E2M2V2. Er is dus een meetbare verslechtering opgetreden.


Het centraal zenuwstelsel: 

De hersenen en het ruggenmerg vormen samen het centraal zenuwstelsel. Uit de hersenen en het ruggenmerg komen zenuwen. De zenuwen die ontspringen uit de hersenen (hersenzenuwen) en het ruggenmerg (spinale zenuwen) vormen samen het perifere zenuwstelsel. Het perifeer zenuwstelsel bestaat uit sensorische en motorische zenuwen.

Sensorische input:  Onder de sensorische input vallen de zintuigen en het interne milieu.
Zintuigen: Horen, zien, proeven, ruiken en voelen.
Intern milieu: Bloeddruk, temperatuur, evenwicht, koolstofdioxine in het lichaam, glucose en overige metingen in organen.

Als een zintuigcel wordt geprikkeld ontstaat er een impuls, de sensorische zenuwcel vervoert de impuls richting de schakelcellen die zich in het centraal zenuwstelsel bevinden. De schakelcellen geven de impuls over aan de motorische zenuwcel.

De motorisch output:
  Als de impuls aankomt bij het motorisch eindplaatje, dan zet de impuls de effector aan tot actie. 

Een effector kan in de regelkring een spier of een klier zijn. Bij sommige regelkringen zijn meerdere delen van dit centraal zenuwstelsel betrokken. Soms loopt er ook een sensorische zenuwcel van een schakelcel naar de grote hersenen. Ook kan er vanuit de regelkring een sensorische zenuwcel lopen richting de hersenstam. Wanneer er een impuls aankomt bij de grote hersenen word je je bewust van de betreffende prikkel (zintuigen). Impulsen afkomstig uit het inwendig milieu worden vaak doorgestuurd naar de hersenstam. De hersenstam is een controlekamer waar alle normwaarden vastliggen: ademhaling, hartslag, bloeddruk, honger, dorst, temperatuur, oogbewegingen, lichaamstemperatuur en slaap.

Voorbeeld regelkring:
Wanneer een lichaam door extreme kou teveel afkoelt, bijvoorbeeld bij te water raken in de winter, dan zal na te lange blootstelling aan kou in de bloedbaan door temperatuur gevoelige zintuigen een signaal gegeven worden. Via sensorische zenuwen ontvangt de hersenstam informatie over de lichaamstemperatuur. De ontvangen informatie wordt in de hersenstam vergeleken met de ingestelde norm. Omdat de temperatuur onder de norm is wordt via motorische zenuwen de skeletspieren aangezet om te gaan bewegen. Het lichaam gaat trillen wat ervoor zorgt dat lichaamstemperatuur zal stijgen tot de norm.

Tegenovergesteld kan ook door bijvoorbeeld te sporten in de hitte. Een persoon die sport zorgt lichamelijk al voor extra warmte. Wanneer het dan ook nog warm is, zal in de bloedbaan door temperatuur gevoelige zintuigen een signaal gegeven worden. Via sensorische zenuwen ontvangt de hersenstam informatie over de lichaamstemperatuur. De ontvangen informatie wordt in de hersenstam vergeleken met de ingestelde norm. Omdat de temperatuur boven de norm is, wordt via motorische zenuwen de zweetklieren in de huid aangezet tot de productie van zweet. Door verdamping van water op de huid zal de lichaamstemperatuur weer zakken tot de norm.

De hersenzenuwen:

Er zijn 12 paar hersenzenuwen die rechtstreeks uit de hersenen of hersenstam ontspringen. Hersenzenuwen worden hiermee onderscheiden van de rugzenuwen, die uit het ruggenmerg ontspringen. De aansturing van hersenzenuwen is met name gericht op de verschillende gebieden in het hoofd en de nek.

Nervus 1 Nervus Olfactorius
Nervus 2 Nervus Opticus
Nervus 3 Nervus Oculomotorius
Nervus 4 Nervus Trochlearis
Nervus 5 Nervus Trigeminus
Nervus 6 Nervus Abducens
Nervus 7 Nervus Facialis
Nervus 8 Nervus Vestibulocochlearis
Nervus 9 Nervus Glossopharyngeus
Nervus 10 Nervus Vagus
Nervus 11 Nervus Accessorius
Nervus 12 Nervus Hypoglossus

Spinale zenuwen (of ruggenmergzenuwen):
De mens telt 31 paar spinale zenuwen: 8 paar cervicaal, 12 paar thoracaal, 5 paar lumbaal, 5 paar sacraal en 1 paar nervi coccygeus

Uitvalsverschijnselen of spasme:
Een verlamming of spasme is het resultaat van het volledig of deels uitvallen van het motorische zenuwstelsel. Hierin kan je verschillende termen onderscheiden:

  • Paralyse, volledige (slappe) verlammingen.
  • Parese, een gedeeltelijk verlies van kracht.
  • Spasme, soms is bij een verlamming niet zozeer de kracht maar de coördinatie verminderd (spastische verlammingen).

De oorzaak van uitvalsverschijnselen:

  • Hersenbloeding
  • Subarachnoïdale bloeding
  • Herseninfarct
  • Multiple Sclerose (MS)
  • Amyotrofische Laterale sclerose (ALS)
  • Progressieve spinale musculaire atrofie (PSMA)
  • Hersentumor of metastasen
  • Hernia
  • Parkinson
  • Bells parese (Perifere facialisparese)
  • Neuropathie
  • Migraine
  • Syndroom van Guillain-Barré
  • Conversiestoornis

BEFAST Test bij (verdenking) neurologisch uitval

B   Balance. Kan iemand nog zelfstandig staan en/of lopen? Is iemand duizelig? Is er een ‘dronkenmansloop’?
E   Eyes. Hoe is het zicht? Ziet iemand alles nog normaal? Is er sprake van dubbelzien (diplopie)?
F   Face. Hoe ziet het gezicht eruit? Is er sprake van een afhangende mondhoek? Hoe zien de oogleden eruit?
A   Arms. Kan iemand beide armen recht vooruit strekken zonder dat er een arm zakt?
S   Speech. Spreekt iemand normaal? Praat iemand met dubbele tong? Kan iemand op alle woorden komen?
T   Time. Wat is het tijdstip waarop de klachten zijn ontstaan? Wanneer zijn de klachten ontdekt? Bij uitval na slapen; Hoe laat is iemand gaan slapen? Is iemand in de rustperiode wakker geweest? Was er toen sprake van uitvalsverschijnselen?

Houd er rekening mee dat de BEFAST-test negatief kan zijn, vooral bij een beroerte in het vertebrobasilaire stroomgebied (kortgezegd: het vertebrobasilaire stroomgebied is de bloedtoevoer naar de achterste delen van de hersenen, die cruciaal zijn voor beweging en levens- ondersteunende functies).


Trombectomie:

Bij een trombectomie wordt er een stolsel (een trombus) uit een bloedvat in de hersenen verwijderd. Met een prik in de lies wordt er een katheter in een bloedvat gebracht. De katheter wordt via het bloedvat naar de afgesloten slagader in de hersenen gebracht en verwijderd.

Trombolyse: 

Trombolyse is in de geneeskunde een behandeling waarbij een stolsel in een bloedvat, ontstaan door trombose of embolie, met een krachtig middel wordt opgelost (Alteplase). Hierbij kan een trombus in een afgesloten bloedvat in de hersenen oplossen, waardoor de bloedstroom in het getroffen hersengebied zich kan herstellen. Hoe eerder medisch ingrijpen, hoe beter het beloop. Sinds 2018 wordt er in verschillende ziekenhuizen tot 24 uur na ontstaan trombolyse toegepast.

 

Tijdens de triage scoor je op bewustzijn. Blijf altijd alert, moet je de BEFAST test ook uitvragen?

Iemand die zelf spreekt en niet traag reageert is alert.

Iemand die zelf spreekt maar vertraagd denk dat direct aan de overige vragen toestandsbeeld.

Wanneer iemand niet zelf belt en buiten bewustzijn is, dan is het belangrijk om een pijnprikkel toe te passen. Vraag of de melder even knijpt en aanschud.
Wanneer er dan een reactie komt, denk dan aan: wat is hieraan vooraf gegaan? Sinds wanneer is iemand niet aanspreekbaar? Heeft iemand iets in de voorgeschiedenis wat de oorzaak kan zijn?

Reageert iemand niet op pijn, dan is iemand bewusteloos. Controleer DIRECT de ademhaling. Is er een ademhaling? Is die er niet, start REANIMATIE!

 

Winkelwagen
Stel je vraag via WhatsApp
Dezorgleert.nl
Hulp nodig?