De ademhaling loopt via de mond en/of neus richting beide longen. Het ademhalingsstelsel dient voor gaswisseling: Het uitwisselen van zuurstof en koolstofdioxide. Ademhalen gebeurt meestal onbewust, maar ook bewust in en uitademen is mogelijk. De aansturing van de onbewuste inademing vindt plaats in het verlengde merg van de hersenstam. Dit centrum reageert op de koolstofdioxide concentratie. Stijgt deze concentratie, dan wordt krachtiger geventileerd om de concentratie terug te brengen op het optimale niveau.
De bovenste luchtwegen bestaan uit de neusholte en bijholten, mondholte, keelholte (Farynx op te delen in de nasofarynx, orofarynx en hypofarynx), het strottenhoofd (Larynx) en de stembanden. Vanaf de stembanden start de onderste luchtwegen, daaronder valt een deel van het strottenhoofd, de luchtpijp(Trachea) en de longen.
Vanaf de luchtpijp (Trachea) splitst deze af in de linker en rechter primaire bronchus. Dan vertakt het naar de verschillende longkwabben (bronchus lobaris) en dan naar verschillende segmenten (bronchus segmentalis). Vanuit daar wordt het kleiner naar de bronchiolen, wat kleine bronchi betekent. De bronchi komt uit in de alveolus, dit zijn de kleine luchtzakjes waar de gaswisseling in plaatsvindt. Een meervoud van alveolus is alveoli. Langs de alveoli lopen de arteriën en venen om zuurstof uit de ingeademde lucht op te nemen en CO2 (koolstofdioxide) weer af te geven.
De longen zitten in een vlies, de pleura. Deze bestaat uit 2 lagen, de pleura visceralis en de pleura pariëtalis. De pulmonaire pleura (pleura pulmonalis of visceralis) omsluit de longen en zorgt ervoor dat de longen niet tegen de wand van de thorax schuren. De pleura costalis of parietalis is de buitenste laag van het longvlies en wordt ook wel aangeduid met borstvlies. Het bevat een serumachtige vloeistof die werkt als een glijmiddel.
De ademhalingsspieren worden wel tot het ademhalingsstelsel maar niet tot de luchtwegen gerekend. Bij het inademen en het actief uitademen worden de ademhalingsspieren gebruikt. Dit zijn de middenrifspieren, buikspieren, de tussenribspieren en de spieren boven het sleutelbeen.

Triagecriteria voor de Breathing zijn belangrijk om uit je hoofd te leren. Wanneer een patiënt zelf belt en spreekt en ademhaalt zonder bijgeluiden stel je deze vraag alleen als het past bij de klachten. Zoals bij pijn op de borst kun je vragen ‘Hoe gaat het ademhalen?’ Of ‘Bent u bij de klachten kortademig?’ Doe geen aanname, misschien heeft iemand bij inspanning wel kortademigheid of benauwdheid die toeneemt.
Heb je iemand niet zelf aan de lijn, is het belangrijk om een aandacht te hebben voor de ademhaling en de luchtweg afhankelijk van de klachten. Past vragen van de luchtweg niet bij de klachten, doe dan geen aanname dat de luchtweg vrij is. Stel open vragen ‘Zijn er naast de klachten nog andere klachten?’. Patiënten boven de 12 jaar altijd zelf aan de lijn vragen voor triage.
Een patiënt die geen Nederlands of Engels spreekt kun je ondanks taalbarrière toch vragen iets te zeggen in moedertaal om zelf te luisteren naar de ademhaling en ademweg. Laat de patiënt tegen de melder iets zeggen en luister of je een stridor hoort of kortademigheid.
Hoor je kortademigheid of geluid bij het ademen? vraag dan altijd door!
- Sinds wanneer?
- Hoe klinkt iemand?
- Is de ademweg bedreigd of zijn er onschuldigere oorzaken bekend? Astma/COPD?
- Is het normaal voor de patiënt dat de ademhaling hoorbaar is? Astma/COPD?
- Hoe snel zijn de klachten ontstaan?
- Wat doet iemand op dit moment?
- Waar is iemand op dit moment?
- Wat is eraan vooraf gegaan?
- Is er een snelle ademhaling? Leer wat een normale ademhalingsfrequentie is per leeftijdscategorie.
- Heeft de patiënt het gevoel te weinig lucht te krijgen?
- Kan de patiënt nog in zinnen spreken of alleen een paar woorden? Let op bij COPD patiënten, die kunnen soms nog goed spreken ondanks de benauwdheid.
- Hoort je reutelen, pruttelen of rochelen?
- Zijn er tekenen van intrekkingen? Onder het borstbeen, tussen de ribben, bij het keelkuiltje?
- Wat is de voorkeurshouding? Kan iemand nog bijvoorbeeld plat liggen?
Kind:
- Is de ademhaling anders dan u van het kind gewend bent?
- Heeft het kind een steunende, kreunende ademhaling? Steunende, kreunende ademhaling betekent hevig kortademig.
- Trekt het de ribben en middenrif in en spert het de neus open bij het ademen?
* Onthoud altijd, stel 1 vraag per keer. Wij hebben ze hier per onderwerp gebundeld.
Indicatie van normaalwaarden


Wanneer de klacht niet passend is bij benauwdheid stel dan open vragen ‘Zijn er naast de klachten nog andere klachten?’ Probeer na te denken of je vraag passend is.

Wanneer de patiënt zelf aangeeft benauwd te zijn, is het (gevoel van) lichte benauwdheid, geen gebruik van hulpademhalingsspieren de score gering.

Matige benauwdheid: de patiënt is mild tachypneu of gebruikt hulpademhalingsspieren. Milde tachypneu wil zeggen dat de ademhaling versneld is, bradypneu of oligopneu is een vertraagde ademhalingsfrequentie.

Hevige benauwdheid: de patiënt kan geen 5 woorden achtereen zeggen. Zit veelal rechtop. Is doorgaans instabiele B en U1 urgentie.
Kind: steunende en/of kreunende ademhaling betekent hevig kortademig!

Is de patiënt bij bewustzijn of niet? Wanneer de ademhaling wegvalt is het belangrijk dat je snel handelt. Zorg dat je direct hulp van de meldkamer ambulance inschakelt. Zij kunnen direct hulp sturen en het gesprek zo nodig overnemen. Belangrijk is om te weten of de patiënt wakker is. Is er een reactie? Pijnprikkel? Hoe is de kleur op de huid? Een reanimatie opstarten noodzakelijk?
Wat is de oorzaak dat de ademhaling wegvalt? Is er een (inhalatie)trauma aan vooraf gegaan? Denk ook altijd aan de veiligheid van de beller!
